Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 2

Hoofdstuk 33, tekst C - Taaloefeningen

A
fecerim
feceris
fecerit
fecerimus
feceritis
fecerint

factus sim
factus sis
factus sit
facti simus
facti sitis
facti sint

B
1. perf. – doluerim=ik heb pijn/verdriet gehad
2. praes. – recedam=ik ga weg/terug
3. perf. – torserit=hij heeft gedraaid/gekweld/gefolterd
4. perf. – mutaverimus=wij hebben veranderd
5. perf. – arbitrati sitis=jullie hebben gemeend
6. praes. – exsequatur=hij volgt/jaagt na/voert uit
7. perf. – suffeceris=jij bent genoeg geweest
8. perf. – creverint=zij zijn gegroeid
9. perf. – fictum sit=het is gevormd/verzonnen
10. perf. – tractae sint=zij zijn getrokken

C
1. Wanneer ik zal zijn gekomen, zullen jullie blij zijn.
2. Hoewel ik ben gekomen, zijn jullie toch niet blij.
3. Jij hebt de gewoonte mij altijd te zeggen, waar je bent geweest en wat je hebt gedaan.
4. Wij vragen, waarom verdriet over een gestorven vriend aan de wijze mannen niet toegestaan is.
5. Het schijnt dat hij wijs tegen mij over de liefde gesproken heeft, toen hij zei dat het een wijze altijd geoorloofd is lief te hebben.