Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Kosmos > Oude druk

Hoofdstuk 8, Tekst B

Zij aten dus in stilte; Maar Philippos, de grappenmaker, zei,
nadat hij op de deur klopte, tegen de deurwachter dat hij hem moest aankondigen.
Nadat hij binnengekomen was, zei hij tegen hen:
"Ik wens jullie toe dat jullie blij zijn, vrienden."
En terwijl hij naar Autolykos keek, zei hij:
"Ik wens ook jou toe dat jij blij bent, jongen.
Want jij bent gelukkig, omdat je bij (letterlijk: met) zeer wijze mannen zit
en zij hebben geluk, omdat zij aanliggen met zo'n mooie jongen."
Nadat hij dat gezegd had, zweeg hij; Autolykos begon te blozen.
Kallias zei tegen Philippos:
"Ook jij moet gaan aanliggen; want de aanwezigen zijn allemaal vol ernst, zoals je ziet, maar misschien hebben ze gebrek aan gelach. Zeg dus iets grappigs; want daarvoor (letterlijk: met het oog daarop) kom je."

Philippos probeerde onmiddelijk iets grappigs te zeggen;
maar toen hij geen gelach teweeg bracht (letterlijk: in beweging bracht),
vond hij dat erg.
Even (letterlijk: weinig) later wilde hij opnieuw iets grappigs zeggen,
maar ook toen begonnen de etenden niet te lachen.
Philippos zei: "Wee mij, een groot verdriet treft me en jullie maken me ongelukkig. Want nu er geen gelach is, is mijn zaak verloren; want ik zou makkelijker onsterfelijk kunnen worden, dan ernstig zijn. Als ik ernstig zou zijn, zullen de mensen mij niet meer naar een maaltijd roepen. Wat zal ik nu doen?"
Op het moment dat hij dat zei, leek hij duidelijk te huilen. Nadat Kritoboulos dat gehoord had, begon hij zeer te lachen, omdat Philippos op komische wijze jammerde; ook de anderen schoten in de lach (letterlijk: begonnen te lachen).