Lingua Latina > Boek 1
Hoofdstuk 9, opdr. 4
Ik zat met mijn Griekse vrienden in een kroeg; mijn vrienden vertelden veel en verheugdenzich over de goede wijnen. Ook ik had geen zorgen, ik zweeg en
luisterde.
Plotseling kwamen enkele Romeinse mannen de kroeg binnen, vroegen met luid geschreeuw
om wijn en keken naar mij en mijn vrienden. Toen zei een van de mannen: ‘Er zitten toch
geen Grieken in onze kroeg? Waarom zijn ze niet in hun eigen straatjes gebleven?Â’
Toen zei hij tegen mij: ‘Geef eens antwoord, man! Jouw vader is toch geen Griek?
Terwijl ik aarzelde te antwoorden, kwam de atleet Perillus, mijn vriend en een sterke kerel,
eraan en vroeg: ‘Zoek je ruzie, mannetje? Maar het mannetje’ zweeg en verliet
samen met zijn vrienden de kroeg.
In de eerste alinea worden situaties beschreven, dus imperfecta.
Vanaf Subito nonulli ... is sprake van een reeks opeenvolgende handelingen en gebeurtenissen,
dus perfecta.