Hoofdstuk 10, tekst C: De dappere Cloelia

Tussen de gijzelaars was Cloelia, een meisje van hoge afkomst. Cloelia, de leidster van de meisjes, besloot te ontvluchten.
Nadat zij de bewakers bedroog heeft zij veel meisjes stiekem uit het legerkamp van de vijand geleid naar de oever van de Tiber, waar de Etrusken een legerkamp hadden geplaatst. Alle meisjes zwommen de rivier over, toen begonnen de Etrusken wapens op hen af te schieten. Toch kwamen zij ongedeerd aan bij de andere oever.
De koning, zodra hij de vlucht van de meisjes vernomen had, stuurde meteen boos een bode naar Rome. "Jullie Romeinen verbreken een verdrag! Koning Porsenna beveelt jullie alleen Cloelia als gijzelaar terug te geven,de andere meisjes vind hij niet belangrijk ''. Bovendien bewonderend voor de moed van Cloelia, voegde hij toe: "Als de Romeinen Cloelia terug willen geven, is de koning bereid haar ongedeerd naar Rome terug te sturen."

Daarom gaven de Romeinen Cloelia als onderpand van de vrede terug. Koning Porsenna prees niet alleen, maar hij eerde ook de moed van het meisje: Zoals hij beloofd had, stuurde hij haar terug, maar hij was bereid om ook een deel van de gijzelaars te bevrijden. Hij vroeg Cloelia welke gijzelaars zij naar Rome wilde brengen.
Toen koos het meisje de jonge jongens, omdat jongens het meeste slachtoffer zijn van onrecht. De koning, zoals hij gezegd had, bevrijdde hij hen.