Cicero
Pro Caelio 12-14
12. Inderdaad was Caelius, toen hij al een aantal jaren in de politiek actief was, een aanhanger van Catilina. En velen uit iedere geleding en van elke leeftijdscategorie hebben hetzelfde gedaan. Hij droeg namelijk, zoals u zich volgens mij herinnert, zeer talrijke weliswaar niet uitgesproken, dan toch vage karakteristieken van buitengewone kwaliteiten. Hij maakte gebruik van vele slechte lieden. Toch gaf hij voor toegewijd te zijn aan de beste mensen. In hem staken vele eigenschappen die leidden tot uitspattingen, maar ook de prikkels tot serieuze activiteit en inzet. In hem leefden de tekortkomingen hem ingegeven door wellust. Zelfs aandacht voor de krijgsdienst gloeide in hem. Ik ben van mening dat er op aarde nooit zo'n monster heeft bestaan, dat zo in elkaar is gezet uit tegengestelde en verschillende en met elkaar strijdige, natuurlijke hartstochten en verlangens. Wie was ooit sympathieker aan beroemdere lieden, wie hechter verbonden aan onfatsoenlijkere?13. Welke burger was ooit lid van een betere partij, wie een afzichtelijkere vijand van deze samenleving? Wie inhaliger in zijn roofzucht, wie royaler in zijn vrijgevigheid? Deze zaken echter, heren rechters, getuigden in die man van een wonderlijke combinatie: velen aan zich binden door vriendschap, velen beschermen door toewijding, met allen delen wat hij bezat, de behoeften van allen dienen met geld, politieke macht, fysieke inspanning, zelfs misdaad, waar nodig ook met bravoure, van tijd tot tijd zijn aard aanpassen en intomen en die in allerlei bochten wringen, met ernstige mensen serieus om gaan, met vrolijke mensen vriendelijk, met ouderen voorkomend, met jongeren losjes, met misdadigers roekeloos, met buitensporige lieden decadent.
14. Niet alleen had hij met dit zo veelzijdige en ingewikkelde karakter alle slechte en overmoedige mensen uit alle landen om zich heen verzameld, maar ook had hij vele dappere en oprechte lieden aan zich gebonden onder het mom van gespeelde deugd. Nooit zou er in hem de zo misdadige drift om dit rijk te vernietigen zijn ontstaan, als niet zo'n gruwelijk grote omvang van tekortkomingen zou steunen op bepaalde wortels van sociaal vaardig en geduldig zijn. Laat men daarom, heren rechters, die overweging verwerpen en laat niet de beschuldiging van nauwe omgang met Catilina aan hem kleven. Die deelt hij namelijk met vele mensen, onder wie enkele correcte burgers. Mij zelf, zeg ik u, mij heeft hij eens bijna misleid, toen hij mij zowel een goed burger toescheen als ook een die verlangde naar juist het beste, een betrouwbare vriend door dik en dun. Zijn misdaden echter heb ik eerder met mijn ogen dan in gedachte, eerder door mijn handen dan door een vermoeden opgemerkt. Als ook Caelius zich in de grote vriendenscharen van hem heeft bevonden, is het beter te begrijpen dat hij het moeilijk kan verdragen dat hij zich heeft vergist, (zoals het ook mij spijt ooit in dezelfde man mij te hebben vergist) dan dat hij vreest beschuldigd te worden van vriendschap met hem.