Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Tablinum > Nieuwe Druk

Tekst 5.1.3 De confrontatie met de vader van Verginia

Maar in stad al bij het eerste daglicht stond een grote menigte burgers te wachten toen Verginius, vergezeld door nogal wat adellijke dames en de beste raadgevers, zijn dochter naar het forum leidde. Hij sprak telkens één burger op deze wijze toe: "Ik heb geen welwillend medelijden nodig, maar rechtvaardige terechte hulp. Elke dag vecht ik in de slaglinie voor jullie kinderen en zelfs echtgenotes en dan gebruikt niemand zijn wapens in de oorlog dapperder dan ik. Maar wat voor zin heeft dit voor mij, als mijn dochter in een vrije stad moet doorstaan wat men moet vrezen in een stad die door de vijand bezet is?" Op dezelfde manier sprak Icilius de mensen toe. Maar nog meer dan een stem zou kunnen, ontroerde het stille geween van Verginia hen.
Als protest tegen deze woorden besteeg Appius met een vastberaden hart de rechtbank, terwijl zijn geest nog meer door de kracht van de waanzin dan die van het verlangen verward was. En dadelijk begon de opeiser te klagen over de vorige dag, toen de uitspraak was uitgesteld door stemmingmakerij tegen het recht. Appius gaf de aanklager niet de kans om zijn argumenten uiteen te zetten, noch beantwoorde hij Verginius' vraag, maar zonder eer deed hij een uitspraak ten gunste van de slavernij.


De verbazing over de wreedheid van de zaak greep voor het eerst allen duidelijk aan en sloeg hen met verstomming. Het bleef stil. Vervolgens, toen M.Claudius het meisje tussen de omstaanders ging halen en hem een hartverscheurend geweeklaag bereikte, sprak Verginius, terwijl hij zijn handen uitstak naar Appius: Appius, ik heb mijn dochter uitgehuwelijkt aan Icilius en niet aan jou, en ik heb haar niet opgevoed om misbruikt te worden, maar om te huwen. Bevalt het je om met zomaar iemand, zoals vee en wilde dieren, te paren? Wat zij daar [het volk] hiervan zullen vinden, weet ik niet, en ik weet ook niet of zij die wapens dragen [de lictoren] dit zullen dulden.


En toen de opeiser naar het meisje ging, begon de opeengepakte massa vrouwen en raadgevers rond haar te jammeren, en een heraut kondigde stilte af.
De decemvir riep toen blind van verlangen uit: “Niet alleen uit de heftigheid van Icilius’ en Verginius’ beledigingen gisteren, maar ook van verschillende getuigen uit het Romeinse volk zelf, heb ik aanwijzingen gekregen dat verschillende burgers vannacht zijn samengekomen in de stad om een opstand voor te bereiden.
(r. 31-34) niet vertaald.
(Appius zegt dat hij de opstand de kop in zal drukken zoals bij zijn ambt past)
(r. 34-39)
Dus het is best als jullie rustig blijven. Ga, lictor, verwijder deze oproerkraaiers en zorg dat de meester plaats heeft om zijn slavin op te eisen.” Toen hij dit vol woede had uitgeroepen, week de menigte spontaan uiteen en het meisje stond daar als een hulpeloze prooi.

Toen zei Verginius, wanneer niets hem nog ergens als hulp scheen: Alstublieft Appius, vergeef allereerst een lijdende vader, als ik op een of andere manier brutaal tegen jou ben uitgevaren. Vervolgens zou ik graag de voedster over deze uithoren in het bijzijn van het meisje, zodat als ik vals tot vader ban benoemd, ik hier tenminste met een geruster hart kan weggaan.


Nadat hij toestemming had gegeven, leidde hij het meisje en de voedster naar de winkel van zomaar een slager en daar trok hij het mes uit de handen van de slager, en zei : ik kan jou, mijn dochter, enkel op deze manier als vrije burger opeisen.
Vervolgens doorboorde hij de borst van het meisje en keek op naar de rechtbank en zei : Met dit bloed vervloek ik jou Appius en jouw hoofd.
Dadelijk ontstond er een geroep om deze wrede daad, door woede gegrepen beval Appius om Verginius op te pakken en deze maakte met het mes een weg overal waar hij ging, totdat zelfs de mensen die hem begeleidden bang voor hem werden, kwam hij aan bij de poort. I. en N. droegen het leeggebloede lichaam weg en lieten het zien aan het volk. Het was noodzakelijk dat de senatoren rouwden om de misdaad die Appius tegenover het meisje met onovertroffen lichaam had begaan