Hoofdstuk 24, opdr. 4

1a. ancilla cenam parante
b. abl. abs.
c. Terwijl de slavin het eten klaarmaakte, speelden de jongens in de tuin.
2a. in atrio laborantes
b. participiumwoordgroep
c. Moeder riep de slavinnen die in het atrium werkten
3a. haec verba locuti
b. participiumwoordgroep
c. toen ze deze woorden gesproken hadden, gingen de bodes weg.
4a. graviter vulnerati
b. participiumwoordgroep
c. Zwaar gewond/nadat ze zwaar gewond waren, vielen de soldaten neer.
5a. duce graviter vulnerato
b. abl. abs.
c. Nadat/Omdat de aanvoerder zwaar gewond was, vluchtten veel soldaten uit de strijd.
6a. a grammatico narratae
b. participiumwoordgroep
c. De verhalen die door de leraar verteld waren, vielen bij de leerlingen zeer in de smaak.
7a. grammatico fabulam narrante
b. abl. abs.
c. Hoewel de leraar een verhaal vertelde, praatten de leerlingen onder elkaar.
8a. a servo amicum in hortum ducente
b. abl. abs.
c. Toen een slaaf de vriend de tuin in bracht, stond vader op uit zijn stoel.
9a. ad cenam invitatos
b. participiumwoordgroep
c. De oude man ontving blij zijn vrienden, die uitgenodigd waren voor de maaltijd.
10a. hostibus appropinquantibus
b. abl. abs
c. Toen de vijanden naderden, stelde de aanvoerder de soldaten op voor de strijd.