Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Bello Gallico > Boek 6

Tekst 17: Godenverering

Van alle goden vereren ze Mercurius het meest; van deze zijn er de meeste beelden, ze vertellen dat hij de uitvinder van alle kunst is, dat hij de gids is van de wegen en de reizen, en ze menen dat hij een zeer grote macht heeft over alle geldwinst en handel. Na hem vereren ze Apollo, Mars, Jupiter en Minerva. Over hen hebben ze bijna dezelfde mening als de overige stammen: nl. dat Apollo de ziekten verdrijft, dat Minerva inwijdt in kunsten en ambachten, dat Jupiter het hemelse rijk bezit, en dat Mars de oorlog leidt. De meesten beloven aan deze, wanneer ze besloten hebben te strijden, hetgeen ze tijdens de oorlog buitgemaakt hebben; en wanneer ze hebben gewonnen, offeren ze al wat leeft, en brengen ze de overige zaken op één plaats samen. Men kan in vele staten de opgehoopte bergen van deze dingen op heilige plaatsen zien; en het gebeurt niet vaak dat, wanneer iemand deze eerbied verwaarloost, of de oorlogsbuit durft te bezetten of te stelen, men beslist om hem voor deze daad op ernstige manier terecht te stellen, nl. de kruisiging.