Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Via Nova > Boek 4

Hoofdstuk 1 (Cicero), paragraaf 52

Ik zie, rechters, dat alle dingen kloppen: dat het voor Milo zelfs nuttig was dat Clodius leefde, dat voor hem de dood van Milo zeer gewenst was voor de dingen die hij hevig had verlangd; dat de haat van hem (- Clodius) jegens deze (- Milo) zeer bitter was, (maar) dat er geen enkele (haat) was van deze (- Milo) jegens hem (- Clodius), dat de gewoonte van hem (- Clodius) voortdurend bestond uit geweld aandoen, van deze (- Milo) slechts uit (geweld) afweren; dat de dood door hem aan Milo was aangekondigd en openlijk herkend gemaakt, dat uit (de kant van) Milo niets ooit (nooir iets dergelijks) gehoord was, dat de dag van vertrek van deze (Milo) herkend was aan hem (- Clodius), dat de terugkeer van hem (-Clodius) aan deze (- Milo) onbekend was; dat de reis van deze (- Milo) noodzakelijk was, (de reis) van hem (- Clodius) veeleer vreemd dat deze (- Milo) had rondverteld dat hij op die dag weg zou gaan, dat hij (- Clodius) geheim had gehouden dat hij terug zou keren, dat deze (- Milo) in geen enkel opzicht zijn plan had veranderd, dat hij (- Clodius) een reden om zijn plan te veranderen had verzonnen; dat deze (- Milo), als hij een hinderlaag zou leggen, de nacht dichtbij de stad had moeten afwachten, dat door hem (- Clodius), ook als hij deze (- Milo) niet vreesde, toch een nachtelijke komst naar de stad gevreesd had moeten worden.

Statistieken

Vertalingen op de site: 7.341

Nieuw afgelopen maand: 8

Gewijzigd afgelopen maand: 18