Via Nova > Boek 3
Hoofdstuk 6: Midas [r.180-194] De straf wereldkundig
Hij begeert weliswaar ze(de oren) te verbergen en uit lelijke schaamte probeert hij zijn slapen met een purperen tulband te bedekken; maar de dienaar, die gewoonlijk zijn lange haren met een mes afsneed, had dit gezien. En omdat hij de geziene schaamte niet durfde te verraden, hoewel hij verlangt het bekend te maken, en omdat hij het niet kon verzwijgen, ging hij weg en groef hij grond uit en wat voor oren hij van zijn meester had gezien, vertelt (eigenlijk: brengt hij terug) hij met zachte stem en fluistert tegen de uitgegraven aarde en hij begraaft de informatie van zijn stem met de teruggebrachte aarde en hij gaat zwijgend weg, nadat hij de kuil heeft dichtgegooid. Een dichtbegroeid bos van wuivend riet begon daar te groeien, en zodra het in een vol jaar rijp was geworden, verraadde het degene die het gepland had: want bewogen door een licht windje bericht het de begraven woorden en toont het de oren van de meester..