Via Nova > Boek 2 (Oude Druk)
Hoofdstuk 21, opdracht 1 (versie 1)
1: Nadat Aeneas de Trojanen naar de kust had verzameld, droeg hij hen op uit te varen.2: Iuno haat Aeneas zeer, omdat hij een Trojaan was.
3: Hoewel Aeneas liever in de stad Troje (lett.: Trojaanse stad) wilde blijven, voer hij toch met zijn makkers naar Italië.
4: De leerling is gewend zijn mening te zeggen, voordat de leraar hem (iets) gevraagd heeft.
5: De slaaf tegen zijn meester: Ik heb uw opdrachten zó voltooid, zoals u bevolen heeft.
6: De Grieken in het houten paard wachtten op een teken, terwijl de Trojanen zich aan de slaap overgaven.
7: De Trojanen zijn uit hun slaap gewekt en renden de straten op, zoals zij waren (in pyjama etc.)
8: Zolang als ik geleefd heb, heb ik je liefgehad.