Tekst 8.1

Lucius en Marcus stonden 's morgens vroeg op. Er waren al veel mensen in de straat. Allen zijn op weg naar het amphitheatrum flavium. Er was een feestdag. Een Romeinse burger viert een Romeinse voorstelling. In het Romeinse Forum is het basilica gesloten. In de steegjes sloten de werkmannen het werkvertrek. De Romeinen haasten zich in grote getale naar het amfitheater. Mannen, vrouwen, slaven, slavinnen vulden de weg. Al veel gedurende dag bericht van de voorstelling aankondigden. Romeinen horen, Romeinse spelen zijn, kopen en komen, kijken show, honderd gladiatoren, schitterende voorstelling, jachtpartijen, grote olifanten, woeste beesten, leeuwen panters neushoorn. Overal lezen Marcus en Lucius de titels. De gladiatoren groep van Aulus Suettus. Romeinse spelen, optocht en jachtpartijen, atleten, zijdoeken en verkoeld water. Terwijl de jongens naar vader kijken, klinkt plotseling een trompet. Kijk, roept Marcus uit, gladiatoren komen al binnen. Kijken gangers, een dappere gladiator, 32 overwinningen. Kijk Ganger Rinus is ook aanwezig en Celadus en kijk, kijk, olifanten, geweldige olifanten. Zo gooien die bange beesten er toch niet in Lucius. Helemaal niet, antwoord Lucius. De jongens lopen snel naar huis en de optocht is al aanwezig, vader. Haast je, heeft hij geroepen. Haast je langzaam, zegt vader. Je hebt een toegangsbewijs immers.