Tekst 13.1

Na de bruiloft van Lucia verlangden allen naar rust. Plinius en capurnia hebben hen bij de villa uitgenodigd. Zij maken de toch door campanius. Voor de rust vijf dagen gelden hebben ze een dag Rome Verlaten. Zij maken een reis naar Baias, waar de villa een van plinius gelegen is. Nadat zij de langs de via Appia een voorspoedige reis hadden gemaakt, bij capia de via appia hadden verlieten, en zij gingen via Atellana Neapolis, de mooie en drukbezochte stad. Zij hadden Neapolis kort daarna verlaten. Lucia zit met zijn ouders en plinius en met de echtgenote in de reiswagen. Marcus zit naast de koetsier. Hij heeft gesprekken met de koetsier over de gevaren van de reis. De paarden hebben het warm het zweet stroomt over de ruggen. De koetsier leidt de paarden ijverig. Omdat er veel karren de wagens in de straat zijn. Plotseling roept marcia: pas op, een ruiter! Hij nadert snel. Ik pas ervoor op antwoordt de koetsier en wijkt uit voor de ruiter. Waarom rijdt hij zo snel? Zegt marcus. Het is een ijlbode, antwoordt de koetsier. De ijlbodes brengen brieven van provinciebestuurders uit alle delen van het rijk naar Rome. Zij vervolgens uit Rome terug naar de provincies. Zij rijden paard van de ene halteplaats naar de andere halteplaats en bij iedere halteplaats wisselen ze van paard. De halteplaatsen liggen 25 mijl uit elkaar. Terwijl de koetsier de taken van de ijlbode uitlegt, voelen zij plotseling een hevige schok. De reiswagens blijft stil staan en helt naar rechts. Een schoof het vader uit zijn slaap gewekt. Wat gebeurt er? Vraagt hij. Het wiel is gebroken, antwoordt de koetsier. En daarom is de reiswagen in een greppel terechtgekomen. Nu blijft hij in de greppel vastzitten. Alleen dalen uit de reiswagen. De paarden kunnen de reiswagen toch niet uit de greppel trekken? Vraagt Marcus. De ruiter vuurt de paarden aan. De paarden trekken ingespannen, maar de reiswagen kan niet bewegen. De reiswagen blijft onbewegelijk in de greppel vastzetten. Wij kunnen niet meer voor de nacht in mijn villa aankomen. Zegt plinius. Dus het is noodzakelijk om intrek te nemen in een herberg. Wat zeg jij? roept moeder verontwaardigend uit, in een herberg intrek nemen? De senator brengt de nacht toch niet door in een smerige herberg? Het is noodzakelijk! Niet alle herbergen zijn smerig, antwoord Plinius. Schiet op! De dichtstbijzijnde herberg is niet ver.