Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Via Nova > Boek 1 (Oude Druk)

Tekst 10.1

De zon was nog niet opgegaan. Sommige mensen sliepen nog anderen waren op weg door de modderige steegjes en brede straten. Ze haasten zich naar de ochtendgroet. Temidden van hen was claudius. Claudius was een vrijgelaten slaaf. Vroeger was hij een slaaf. Hij was een trouwe slaaf geweest… hij was twintig jaar trouw aan de meester lucius claudius flavus als zijn slaaf geweest. Na zoveel jaren had flavus hem vrijgelaten en hij had voor zijn vrijgelaten slaaf een slagerij gekocht. Claudius trouwde met een goede en hardwerkende vrouw. Hij was altijd ijverig geweest en werkte ijverig. Zo leidde hij met vrouw en dochter een bescheiden leven. Nu bedreigde een groot gevaar de vrijgelaten slaaf. Plotseling liep er een vreemdeling tegen claudius op. Claudius was boos en riep kwaad: heb je geen ogen. De vreemdeling verontschuldigde zich nederig. Ik schenk vergiffenis. Ik heb u niet gezien, want ik liep ingespannen rond te kijken. Ik zoek marcus claudius flavus, omdat hij vroeger mijn meester was geweest. Hij woont in de nieuwe straat. Hij was zelf na veel dienstjaren naar Rome verhuisd. Hij heeft mij toen vrijgelaten. Na de vrijlating ben ik in Nijmegen achtergebleven. In de stad heb ik altijd geleefd en heb ik met moeite zaken gedaan. Nu ben ik echter in de stad Urben gekomen en ik wil Claudius begroeten. Je hebt geluk dat ik jou wil helpen, antwoordde claudius, kom maar met mij mee. Jouw beschermheer Marcus Claudius flavus woont bij zijn zoon, mijn beschermheer. Hij heeft mij vrijgelaten nadat ik hem 20 jaar trouw ben geweest als slaaf. De vreemdeling zei blij: het geluk heeft mij werkelijk geholpen! 2 maanden gingen zwijgend verder. Spoedig waren zij bij de via nova. Voor het huis stonden veel mensen. Nadat de slaaf de deur had geopend verzocht hij de mannen een voor een naar binnen te gaan.