Tablinum > Oude Druk
Tekst 4.4: De wijsheid van Menenius Agrippa
Nadat de senaat en het volk in gemeenschappelijk overleg de koningen uit Rome had den verdreven, begonnen de senatoren het volk met legerdienst en belastingen te onderdrukken.Tenslotte bleef er voor het volk niets anders meer over dan uit de stad weg te gaan en te weigeren in het vervolg de akkers te bebouwen of voor het vaderland de wapens op te nemen. Ze pakten dan ook hun bezittingen samen en organiseerden een uittocht naar een heuvel die niet ver van de stad gelegen was en die de Heilige Berg genoemd werd.
Toen greep een immense schrik de senatoren aan dat de buurvolkeren van die uittocht gebruik zouden maken om de stad, die van zijn verdedigers ontdaan was, aan te vallen en in te nemen. Ze beslisten dus dat een zekere Menenius Agrippa, een wijs en welbespraakt man, als woordvoerder naar het volk gestuurd moest worden.
Toen hij in het kamp binnengelaten was, vertelde hij, naar men zegt, alleen het volgende:
"Eens waren de ledematen van het menselijk lichaam jaloers op de situatie van de maag. Want terwijl zij zich onophoudelijk inspanden om de maag te voeden, scheen deze in zalig nietsdoen in het midden van het lichaam te genieten van wat haar aangeboden werd. Ze zwoeren dan ook dat de handen geen voedsel meer naar de mond zouden brengen, dat de mond het niet meer zou aanvaarden en dat de tan den het niet meer zouden kauwen.
Maar terwijl ze op die manier de maag met honger probeerden te bedwingen, kwamen de ledematen zelf en heel het lichaam in een toestand van extreme verzwakking. Zo zagen de ledematen in hoe nuttig de dienst van de maag ook voor henzelf wel was. Want terwijl zij door de Ledematen gevoed wordt, voedt zijzelf alle ledematen. Daarom sloten zij vrede met de maag.
Zo zijn de senaat en het volk a.h.w. een lichaam, dat door tweedracht ten onder gaat, maar door eendracht sterk staat." Met dit verhaal beïnvloedde Menenius de gedachten van de mensen zozeer dat het volk naar de stad terugkeerde. Ze hadden immers begrepen wat hij bedoelde en hoe verderfelijk die uittocht wel was voor het hele staatslichaam.
Daarna begon men te onderhandelen over een akkoord en de senatoren stonden toe dat het volk eigen magistraten mocht hebben. Zo werden er twee volkstribunen aangesteld, die in het vervolg de rechten van het volk moesten verdedigen tegen de hoogmoed van de adel.