Roma > Boek 2
Hoofdstuk 22, opdracht 3
ire:- ii; ik ben gegaan
- ibo; ik zal gaan
- is; jij gaat
- it; hij gaat
- eo; ik ga
- eunt; zij gaan
- iistis; jullie zijn gegaan
- imus; wij gaan
- iisti; jij bent gegaan
- iise; te zijn gegaan
is/ea/id:
- eos
- eas
- ei
- is
- eo
- eum
- eis
- earum