Hoofdstuk 12, opdracht 6

Zin 1: Moeder, zodra ze haar ongelukkige kinderen zag, begon ze te huilen.
Zin 2: Ik vertelde jongens en meisjes een verhaal van Vergilius, nadat ik op
school was gekomen.
Zin 3: Omdat de slavinnen een goede maaltijd klaar hadden gemaakt, was de heer blij.
Zin 4: Nadat vader over Rome vertelde, leerden de kinderen veel van de stad Rome
kennen.
Zin 5: Ik zie moeder, als mijn ogen me niet bedriegen.