Roma > Boek 1
Hoofdstuk 10, opdracht 4
iactare --> zij schuddenpetere --> ik ging naar
habere --> jullie hadden
tenere --> wij hielden vast
ducere --> jij voerde/leidde/bracht
tegere --> zij bedekte
parare --> hij/zij/het maakt klaar
regere --> jij regeerde
horrere --> ik huiverde