Phoenix > Boek 3
Tekst 9.4: Een nachtelijke vechtpartij 1
Nauwelijks hadden wijhet huis van Byrhennae verlaten na het feestmaal, toen plots de wind onze lantaarn uitdoofde. Nogal dronken geraakten wij met moeite tot bij
het huis van Milo. Daar echter bemerkten we drie reusachtige mannen, die
probeerden het huis van de gastheer binnen te dringen. Zij sloegen met
zoveel kracht op de deuren zodat zij voor ons rovers, en zelfs zeer
woeste, leken te zijn.
Mijn slaaf vluchtte
dadelijk weg, maar nadat ik onverschrokken mijn zwaard trok stortte ik mij in het midden van de rovers om de bezittingen van Milo te
verdedigen, totdat ik elkeen, door talrijke wonden uitgeput, eindelijk
overwon. Vermoeid en onder het zweet heb ik me overgeleverd aan de slaap
en mijn bed.
`s Morgens echter,
wanneer ik nuchter mijn nachtelijke daad herinnerde, drong de hitte in
alle lichaamsdelen. Ik weende overvloedig terwijl ik op mijn bed zat en
nadat mijn hoofd neergeslagen was, en stelde mij het forum, het proces
en het vonnis en zelfs de beul voor. Welke rechter zal voor mij zo zacht
en welwillend zijn, zodat hij mij onschuldig kan verklaren?
Plots hoorde ik dat er
gerammeld werd aan de deuren en dat er tumult ontstond, en het duurde
niet lang, tot magistraten heel het huis vulden, en twee
gerechtsdienaars me wegtrokken, zonder dat ik me verzette.
Op straat waren
onmiddellijk alle burgers ons gevolgd, en hoewel ik treurig voortging,
met terneergeslagen hoofd, toch bemerkte ik uit m'n ooghoeken en zeer
verwonderlijk iets: want tussen zoveel duizenden mensen was niemand
aanwezig, die niet barstte van het lachen.
En nadat we op het
verhoog op de markt halt hielden, eisten plots allen uitgelaten dat het proces werd verplaatst naar het theater.
En zo, nadat het
theater gevuld was en van zodra de lictoren me tesamen met de drie
lijken in het midden van de scène hadden naar voor gebracht, stond een
zekere bejaarde aanklager op, en sprak het volk zo toe: " Ik ben de
bevelhebber van de nachtwacht, en wat die nacht gebeurd is, zal ik met
trouw vertellen. Ik bemerkte deze zeer wrede jongeman, die overal een slachting had gebracht, met voor zijn voeten zelfs drie afgeslachte
burgers, die dan nog ademden en in het vele bloed stuiptrekkingen
hadden. Die is dan in een huis gevlucht, waar hij de ganse nacht
verborgen bleef. `s Morgens, voordat hij kon vluchtten, greep ik hem