Pallas > Druk 1: boek 1
Hoofdstuk 3, tekst B: taaloefening
A1. De god doodt het beest.
2. Herakles gaat naar Nemea.
3. De god Apollo draagt een boog.
4. De slaaf draagt het beest.
5. Het beest draagt de slaaf.
B. [γριεξ]
τον δουλον
fοβον
ο qεοσ[/γριεξ]
?
[γριεξ] ο δουλοσ
h δορα
το qεριον
το τοxον[/γριεξ]