Liefde, lust en leven
Hoofdstuk 2: Catullus, Carmen 3: Bij de dood van Lesbia's musje
Rouwt, o Venussen en Cupidootjes,en al wat er is aan tamelijk liefdevolle mensen:
het musje van mijn meisje is gestorven,
het musje, het lievelingetje van meisje,
5. dat zij meer beminde dan haar eigen ogen.
Want hij was honingzoet en hij kende zijn meesteres
zelf zo goed als een meisje haar moeder,
en niet bewoog het zich van haar schoot,
maar rondhuppelend nu eens hierheen dan weer daarheen
10. piepte hij aan een stuk door tot zijn meesteres alleen;
en hij gaat nu over een weg vol duisternis
daarheen, waarvandaan ze zeggen dat niemand terugkeert.
Maar ik hoop dat het jullie slecht gaat, slechte schimmen
van de onderwereld, jullie die al het mooie verslinden:
15. zo een mooi musje hebben jullie mij afgepakt.
O slechte daad! O zielig musje!
Door jouw schuld zijn van mijn meisje
door het wenen de oogjes nu gezwollen en rood.