Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com
Latijn en Grieks.com

Fortuna > Boek 3

Hoofdstuk 11, tekst 3D: Coriolanus toont zich een ware patriciër (2.34, 7-12)

1 Vervolgens werd tijdens het consulaat van Marcus Minucius en Aulus Sempronius een grote hoeveelheid koren uit Sicilië aangevoerd en er werd druk in de senaat besproken voor welke prijs het aan het volk werd gegeven. Velen meenden dat de tijd gekomen was om het volk in het nauw te brengen en om de rechten te herwinnen, die door de uittocht en met geweld waren afgedwongen van de senatoren. Onder de eersten zei Marcius Coriolanus, vijand van het ambt van de volkstribunen: "Als zij de oude graanprijs willen, laten zij dan hun oude rechten aan de senatoren teruggeven. Waarom zie ik plebejische 5 magistraten, waarom een machtige Sicinius, terwijl ik onder het juk ben gedreven, alsof ik uit de handen van rovers ben vrijgekocht? Moet ik deze vernederingen langer dulden dan noodzakelijk is? Moet ik, die Tarquinius als koning niet heb verdragen, Sicinius verdragen? Laat hij nu uitwijken, laat hij het volk wegroepen: de weg naar de Heilige berg en andere heuvels staat open. Laten zij het koren van onze akkers roven, zoals zij twee jaar geleden hebben geroofd. Laten zij genieten van de graanprijs, die zij door (toedoen van) hun razernij hebben opgedreven. Ik durf te zeggen dat zij, nadat zij door dit kwaad getemd zijn, liever zelf bebouwers van de akkers zullen zijn, dan dat zij, gewapend, door hun uittocht verhinderen dat het land bebouwd wordt." 10 Het is niet zozeer gemakkelijk te zeggen of het had moeten gebeuren, als wel dat ik meen dat het had kunnen gebeuren, dat de senatoren, op voorwaarde van het verlagen van de korenprijs, zich zouden bevrijden van zowel het ambt van de volkstribunen als van alle rechten die hun tegen hun wil waren opgelegd.