Tekst 2.2b: een vreemd eiland
Toen zij dit gedaan hadden, plaatsten zij een kookpot boven het vuur. Toen zij echter het vuur verzorgd hadden met hout en de kookpot begonnen was te koken, begon dit eiland zich te bewegen als een golf. De broeders nu begonnen te rennen naar het schip, smekend om bescherming van de heilige vader. En hij trok ze een voor een bij de hand binnen. Nadat alles was achtergelaten wat ze op dat eiland gebracht hadden, begonnen ze te varen. Dat eiland werd verder de oceaan in gebracht. Toen konden zij het brandende vuur zien van twee mijl. Sint Brandaan vertelde aan de broeders wat dit was, zeggend: “Broeders, verwonderen jullie je over wat dit eiland deed?” Zij zeiden: “Wij verwonderen ons zeer en een enorme angst heeft ons wel degelijk doordrongen”. Hij zei tegen hen: “Zoontjes van mij, wees niet bang. God heeft mij deze nacht immers in een visioen het religieuze geheim van deze zaak onthuld. Het is geen eiland waar wij waren, maar een vis, eerder/ouder dan alles wat zwemt in de oceaan. Hij zoekt altijd zijn staart, opdat hij hem als het ware verbindt aan zijn hoofd, en hij kan dit niet vanwege de lengte die hij heeft, zijn naam is Jasconius.