Hoofdstuk 4, tekst 3G
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
Nadat zij en haar eigen kledingstuk had gezien en de ivoren schede zonder
zwaard, zei zij: ‘Jouw hand en jouw liefde hebben jou ten gronde gericht,
ongelukkige! Ook ik heb een dappere hand voor deze daad, en ik heb liefde: deze
liefde zal de kracht geven om wonden toe te brengen! Ik zal jou in de dood
volgen en ik zal de zeer ongelukkige oorzaak en metgezel van jouw gewelddadige
dood genoemd worden; jij die van mij weggerukt kan worden door de dood alleen –
ach!- zal zelfs niet door de dood weggerukt kunnen worden. pathos
Weest echter hierom gevraagd door de woorden van ons beiden, o zeer ongelukkige
vaders van mij en van hem, dat jullie die het laatste uur heeftverbonden, in
hetzelfde graf worden bijgezet!
Maar jij, boom, die nu met je takken het beklagenswaardige lichaam van één
persoon bedekt (jij) staan op het punt de lichamen van twee mensen te bedekken,
behoud de tekenen van de moord, en houd je vruchten altijd donker en geschikt
voor rouw, als herinnering aan ons beider bloed!’ Zij heeft gesproken en zij
heeft zich gestort op het zwaard dat geplatst was met de punt onder de borst,
(het zwaard) dat nog steeds warm was van het bloed van de geweldadige dood.
Toch hebben de wensen indruk gemaakt op de goden, en indruk gemaakt op de
vaders, want er is een donkere kleur in de vrucht zodra hij rijp is geworden, en
wat overblijft van de brandstapel, rust in één urn