IV, 14
Eindelijk is de liefde gekomen. Ze zeggen hopelijk dat ik die liefde meer bedekt heb voor schaamte dan ontbloot heb aan eender wie. Vermurwd door mijn gedichten bracht Venus hem en zette hem neer in mijn schoot.
Venus loste haar beloftes in: als iemand wordt gezegd zijn vreugde niet te hebben gehad, vertel dan mijn vreugde. Ik zou de verzegelde brieven niet eender wat toevertrouwen, opdat niemand het voor mijn lief zou lezen.
Maar het doet plezier gezondigd te hebben, het is saai om mijn gezicht samen te leggen voor de reputatie: hopelijk vertelt men dat ik waardig was met een waardig iemand.