Brief 107: Epistulae ad Lucilium
Categorie: Auteur > Seneca
Seneca groet zijn Lucilius
(1-2)
1 Waar is dat verstand van jou? Waar is jouw scherpzinnigheid bij het doorzien van de dingen? Waar de grootheid (van je geest)? Een zo onbeduidende zaak raakt jou? Je slaven hebben jouw bezigheden als een kans gezien om te vluchten/ beschouwden jouw bezigheden als een ge-legenheid voor de vlucht. Als je vrienden (je) zouden bedriegen (laten zij immers inderdaad de naam (van vriend) hebben die onze vergissing aan hen heeft gegeven en 5 laten zij zo genoemd worden, opdat het des te schandelijker (voor hen) is géén vriend te zijn) * * * zij laten al je zaken in de steek, die zowel jouw moeite met voeten traden als geloofden dat jij voor anderen lastig was.
Niets van deze dingen is ongewoon, niets is onverwacht; aanstoot nemen aan / beledigd worden door die zaken is net zo absurd als ¬klagen (om)dat jij nat gespat wordt <in het badhuis 10 of dat je lastig gevallen wordt> op straat of dat je in modder vuil gemaakt wordt. De situatie van het leven is dezelfde als die van het badhuis, van de massa, van een reis: be¬paalde dingen zullen naar je geworpen worden, bepaalde dingen zullen op je terecht¬komen. Leven is geen verfijnde zaak. Jij bent een lange weg opgegaan: en het is onvermijdelijk dat jij uitglijdt en botst en valt en afgemat wordt en uitschreeuwt: ‘O dood!’ (ik ga dood) dat wil zeggen dat je (ook nog) liegt. Op de ene plaats zul je een vriend achterlaten, op een andere plaats 15 zul je (een vriend) begraven, op weer een andere zul je bang zijn: langs dergelijke ongemakken moet deze ¬hobbelige weg worden afgelegd.
(3-4)
1 Iemand wil sterven? (Nee,) laat zijn geest zich daarentegen (contra bijwoord = daarentegen) op alles voorbereiden / laat zijn geest zich op alles voorbereiden (contra als voorzetsel bij omnia) : laat hij weten dat hij gekomen is waar de bliksem dondert; laat hij weten dat hij gekomen is waar ‘de Rouw en de wrekende Zorgen hun bedden geplaatst hebben en de bleke Ziektes en de sombere Ouderdom wonen.’ 5 In dit gezelschap moet het leven worden doorgebracht. Jij kunt die dingen niet ontvluchten, jij kunt ze (wel) verachten; wel (autem kan soms ‘wel’ betekenen), je zult ze verachten, als jij ze dikwijls overwogen/overdacht zult hebben en op de toekomstige gebeurtenissen zult hebben vooruitgelopen.
Er is niemand die niet dapperder datgene waarop hij zich lange tijd had voorbereid, tegemoet treedt
en ook aan moeilijke dingen, als zij van tevoren overwogen waren, weerstand biedt:
(oftewel: iedereen treedt dapperder datgene waarop hij zich lange tijd had voorbereid tegemoet en biedt ook aan moeilijke dingen, als zij van tevoren overwogen waren, weerstand)
maar wanneer iemand daarentegen 10 onvoorbereid is, wordt hij zelfs bang voor de meest onbeduidende dingen.
Dit moet (door ons) gedaan worden, opdat niets voor ons onverwacht is; en omdat alles door nieuwigheid lastiger is, zal het onafgebroken nadenken hiervoor zorgen, dat jij voor geen enkele tegenslag een beginner bent.
(5-6)
1 ‘Mijn slaven hebben mij verlaten.’ Zij hebben een ander/de een geplunderd, zij hebben een ander aangeklaagd, een ander/weer een ander gedood, een ander/de een verraden, een ander afgeranseld, een ander/de een met vergif, weer een ander/een ander met laster belaagd:
alwat jij zou kunnen zeggen/noemen, is velen overkomen * * *
onafgebroken worden (dingen), die veel en 5 afwisselend zijn, op ons afgeschoten:
sommige werden aan ons vastgehecht, sommige maken een trillende beweging en komen op hetzelfde moment (op ons af), sommige die voor anderen bestemd zijn, strijken langs ons.
Laten wij ons over niets van die dingen verwonderen waarvoor wij geboren zijn,
waarover daarom niemand moet klagen (lett. die daarom door niemand beklaagd moeten worden) ,
omdat zij voor iedereen gelijk zijn.
Jazeker/Ik zeg het zo, zij zijn gelijk; want 10 ook wat iemand ontvlucht heeft, kon hij ondervinden (had hij kunnen ondervinden ).
Niet wat allen ondervonden hebben is echter gelijk recht, maar wat voor allen ingesteld is, is een gelijk recht (letterlijk Gelijk recht echter is niet wat allen ervaren/ondervonden hebben, maar wat voor allen is ingesteld.)
Laat berusting aan de geest worden opgedragen en laten wij wat wij aan de sterfelijkheid verschuldigd zijn / de belasting voor de strefelijkheid zonder klacht betalen.
(7-9)
1 Winter brengt koud weer: er moet kou geleden worden. De zomer brengt de warmte terug: er moet hitte verdragen worden. Extreme weersomstandigheden stellen de gezondheid op de proef: men moet ziek zijn/ er moet geleden worden.
Zowel een wild dier zal ons op een of andere plaats tegemoet lopen als een mens (zal ons tegemoet lopen), (die) gevaarlijker (is) dan alle wilde dieren.
Het water zal het ene, het vuur zal het andere ontnemen/wegrukken. 5 Wij kunnen deze omstandigheden niet veranderen: dit kunnen we (wel), ons een geest die groot is, (een geest die) een goed man waardig (is), eigen maken, opdat we daarmee/daardoor dapper de slagen van het lot verdragen/ondergaan en ons schikken naar de natuur.
Verder bestuurt de natuur dit rijk, dat je ziet, met wisselingen: heldere luchten volgen op bewolking; zeeën worden omgewoeld, 10 wanneer ze tot rust zijn gekomen; winden waaien beurtelings; dag volgt de nacht; een deel van de hemel komt op, een deel gaat onder: eeuwigheid bestaat uit tegenstellingen.
Onze geest moet aangepast worden aan deze wet; laat hij deze volgen, laat hij deze gehoorzehamen; en laat hij van alles wat gebeurt, menen dat het moest gebeuren en laat hij de natuur geen 15 verwijten willen maken. Het beste is het om te ondergaan, wat jij niet kunt verbeteren, en de god, op wiens gezag alles plaatsvindt / alle dingen plaatsvinden, zonder gemopper te vergezellen: een slechte soldaat is hij die zijn bevelhebber zuchtend volgt.
(10-12) En laten we daarom actief en opgewekt de bevelen op ons nemen en niet deze gang van het mooiste werk verlaten waarin alwat wij zullen ondergaan is ingeweven; en laten we zó Jupiter toespreken,
door wiens roer/bestuur dat gevaarte wordt geleid, zoals onze Cleanthes 5 in zeer welsprekende verzen hem toespreekt, die mij wordt toegestaan in onze taal te vertalen/ die ik mag vertalen naar het voorbeeld van Cicero, een zeer welsprekend man.
Als zij (bij jou) in de smaak vallen, dan zul je dankbaar zijn; als ze bij jou niet in de smaak vallen, weet dan (dan zul je weten) dat ik hierin het voorbeeld van Cicero heb gevolgd:
‘Leid (mij), o vader en heerser van de hoge hemel, 10 waarheen u ook wilt: ik zal onmiddellijk gehoorzamen (lett. er is geen uitstel van het gehoorzamen); ik ben aanwezig, onvermoeibaar. Stel dat ik niet wil, dan zal ik (u) zuchtend vergezellen en kwaadschiks ondergaan wat aan mij geoorloofd was goedschiks te doen (= wat ik goedschiks had kunnen doen) . Het lot leidt hem die wil, (maar) sleept hem die niet wil voort.(fata ducunt in Latijn m.v.) ’
Laten we zó leven, zó spreken: laat het lot ons gereed en 15 actief aantreffen. Dit/Hij is een grote geest die zich hieraan heeft overgegeven: maar daarentegen is hij nietig en ontaard, die zich verzet en een lage dunk heeft van de orde van de wereld en liever de goden wil verbeteren dan zichzelf. Gegroet.