Tekst 24: Onderzoek
Toen ik in Egypte was, zag ik zelf veel wilde dieren, maar vooral de krokodil. Dat dier is krachtig en bijzonder. Hij heeft vier korte poten, en hij heeft een brede kop, en een lange staart. En de krokodil is een op het land levend en tegelijkertijd in het water levend dier: want gedurende dagen brengt hij zijn tijd vaak door op het land, maar 's nachts is hij in het warme water van de rivier. En het vrouwelijke dier baart haar eieren op het land. En voor zover ik heb geleerd, heeft de krokodil de grootste groei van alle dieren, want de eieren van hem zijn gelijk aan die van ganzen. En het kind is klein, maar het volwassen dier heeft soms de lengte van 17 ellen. En hij heeft ogen van een varken, en grote en scherpe tanden. En hij heeft geen tong. En niet de onderkaak, maar de bovenkaak beweegt. En dus de krokodil, doordat hij in het water een voedselvoorziening heeft, is zijn hele mond vol met bloedzuigers. De andere vogels vluchten voor hem, maar de strandvogel is zijn vriend. Want vaak gaat de krokodil uit het water naar het land. En hij opent zijn bek, want dat geeft hem vreugde. En hij draait het liefst zijn kop naar het westen. Op dat moment gaat de snelle vogel zijn mond in en daar eet hij alle bloedzuigers. En zo zijn de grote krokodil en de kleine strandloper vrienden en helpen ze elkaar door het leven.