Tekst ? het capitool
Capitolium (het Capitool)
De burgers van Rome zijn in gevaar. De Galliërs vallen de burcht van de stad aan.
In het Capitool zijn Romeinen: een menigte van mannen
en vrouwen en jongens en meisjes.
Romeinse soldaten bewaken de burcht. Als de vijanden
In de burcht proberen te komen, houden de romeinen hen altijd tegen.
Eindelijk Roept de koning van de Galliërs de Galliërs bij zich.
Hij zegt:
Het is helemaal niet makkelijk om naar de burcht trachten te komen
Altijd houden romeinse soldaten ons tegen.
Het is beter s ’nachts de berg te beklimmen,
De romeinen slapen en zij zullen ons niet zien.
Het is nacht. In het Capitool slapen de romeinen. Iedereen?
Niet iedereen: een deel van de soldaten waakt. Een deel van de soldaten
bewaakt de burcht. De Galliërs beklimmen de berg.
De bewakers van de burcht zien hen niet, want het is nacht.
Ze horen hen niet, want de Galliërs naderen in stilte.
Ook de honden merken de Galliërs niet op, want ze slapen
Hoort iemand de vijanden wel komen? Beschermd iemand de stadsburcht wel?
Kijk, de ganzen waken! Het gesnater en geklapwiek van de ganzen
maakt de Romeinen wakker. Zo roepen de ganzen de romeinen naar de wapens.
De soldaat genaamd Marcus Manlius tilt meteen de wapens op.
Hij gaat. Hij ziet een Galliër reeds in de burcht. Hij stoot met wapens
de Galliër uit de burcht. De Galliër valt van de berg.
Na hem valt een ook een ander. En na hem ook een ander…
Zo redt Marcus Manlius met de hulp van de ganzen het Capitool:
Hij redt Rome.