Hoofdstuk 7, tekst 9: Hoerenkast (carmen 37)
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
Geile herberg en jullie, stamgasten, bij de negende zuil vanaf de broers met de vilten mutsen, menen jullie dat alleen jullie pikken hebben, dat het alleen aan jullie is geoorloofd, alwat er van meisjes is, plat te neuken en de overigen als stinkerds te beschouwen? Menen jullie soms dat ik niet zal durven tweehonderd wachtenden tegelijk oraal te penetreren, omdat jullie met honderd of tweehonderd tam op een rij zitten? Denk dit maar: want ik zal voor jullie de voorkant van de gehele herberg bekladden met pikken. Want het meisje, dat voor mijn liefde wegvluchtte, dat door mij zoveel bemind is als geen enkel meisje bemind zal worden, voor wie door mij grote oorlogen zijn gevochten, is daar gaan zitten. Jullie beminnen haar allen als chique rijke heren, en in werkelijkheid zijn jullie allen zielepoten en zich in steegjes ophoudende echtbrekers, wat onwaardig is; vooral jij, Egnatus, als enige van degenen met lang haar, zoon van het konijnrijke Celtiberiƫ, die een donkere baard en een tand, die ingesmeerd is met Spaanse urine, goed maakt.