Hoofdstuk 18. tekst b: Achilles en Ajax
1. Nadat wij deze dingen bespraken, kwam de schim van Achilles
2. De schim herkende mij en huilend zei (hij) deze woorden:
3. ‘Van Zeus afstammende Odysseus, hoe durfde jij hierheen naar beneden te komen, waar slechts
4. doden wonen, schimmen van stervelingen die overleden zijn?’
5. Ik antwoorde hem: “Ik kwam hierheen, Achilles,
6. uit behoefte aan Teiresias, omdat hij met mij kunnen spreken over de terugkeer
7. naar huis: want ik zag Itaka nog niet,
8. altijd met verdriet… van jou van leven, deze man is niet gelukkiger geboren.
9. Terwijl jij nu hier bent, heers jij over het volk,
10. en zal ik sterven! Het is nodig dat jij niet klaagt over de dood!”
11. En hij antwoordde mij: ‘Je moet niet de dood prijzen aan mij, Odysseus!
12. Want ik wil liever slaaf op het land zijn bij een
13. mens zonder bezit, dan hier allen die zijn gestorven overwinnen!’
14. Nadat de schim van Achilles was weggegaan, zag ik de schim
15. van de grote Ajax. Maar alleen hij bleef op afstand staan, omdat hij boos was op mijn
16. overwinning, omdat ik eerder dan hem van Achilleus schitterende wapens
17. kreeg. Door de wapens stierf deze man, wat betreft uiterlijk en werken
18. is hij verreweg van de Grieken het beste geworden, na de Zeus afstammende
19. Achilles. Ik sprak tot hem met welgezinde woorden:
20. “Gegroet, Ajax! Zal jij nooit - ook niet terwijl jij gestorven bent
21. - stoppen, Ajax, met woede naar mij wegens de wapens? Want een
22. ander is niet verantwoordelijk voor iets, maar Zeus, die zeer haatte
23. hen die op veldtocht naar Troje gingen. Maar vooruit, kom hierheen,
24. heer, en luister naar mijn woorden. Stop met de woede en
25. wees niet langer ongelukkig, maar wordt weer goedgezind aan mij!”
26. Nadat niets had gezegd, ging hij weg naar de andere schimmen.