Vertaling: Herakles op de tweesprong (Prodicus)
Categorie: Auteur > Onbekend (verhalen)
Herakles op de tweesprong

(21) Prodicus, de sofist zei dat Herakles, toen hij evolueerde van zijn kindertijd naar zijn jeugd, waarin de jongvolwassenen die al volwassen worden tonen of ze de weg van de deugd zullen inslaan in hun leven of de weg van ondeugd, ging zitten omdat hij niet wist welke van de wegen hij zou inslaan.

(22) En hij zei dat er twee grote vrouwen hem leken te naderen, de ene was bevallig te zien en edel van natuur, ze was versierd wat betreft haar lichaam met reinheid, haar ogen met eerbied, haar uiterlijk met wijsheid en ze was getooid in een wit kleed. De andere was gevoed naar molligheid en zachtheid en ze had haar huid opgemaakt zodat ze witter en blozender scheen te lijken dan ze was en ze had ook haar gestalte opgemaakt zodat ze rechter van natuur leek te verschijnen dan ze was, haar ogen wijd opengesperd en haar kleed waarmee ze de lente zou uitstralen. Ze bekeek zichzelf dikwijls en ze bekeek of anderen haar bekeken en dikwijls bewonderde ze haar eigen schaduw.

(23) Toen ze dichter bij Herakles kwamen ging de eerstgenoemde op dezelfde wijze verder, maar de andere liep naar Herakles omdat ze voor wilde zijn en zei: ‘Oh, Herakles, ik zie dat jij niet weet welke weg in het leven je zou inslaan, als je mij tot vriendin neemt zal ik je langs de aangenaamste en gemakkelijkste weg voeren, niets van de genietingen zal je moeten missen en je zal je leven doorbrengen zonder moeilijkheden.

(24) Want voor het eerst zal je je niet hoeven te bekommeren over oorlogen of moeilijkheden, maar zal je je leven doorbrengen al onderzoekend naar welke aangename spijs en drank je zou kunnen vinden, of door iets te zien of te horen je zou kunnen verkwikken, of door iets te ruiken of te voelen je zou kunnen verheugen en hoe jij het zachtst zou kunnen slapen en hoe je al deze dingen zonder moeite zou kunnen krijgen.

(25) Als er ooit enig vermoeden van gebrek aan die dingen zal ontstaan van waaruit die genietingen komen, weest niet bang dat ik je zal leiden tot het verschaffen van de dingen door het hard werken en het zwoegen met de geest en het lichaam, maar jij zal profiteren van die dingen die anderen bewerkten. Terwijl jij niets voorbij laat gaan, van waaruit het mogelijk is winst te maken. Want ik geef het voorrecht aan al mijn volgelingen voordeel te hebben.

(26) En Herakles hoorde dat en zei: ‘Oh vrouw, wat is jouw naam?’ En zij zei: ‘Mijn vrienden noemen mij geluk, mijn haters geven mijn de kleinerende naam Kakia.’

(27) En ondertussen kwam de andere vrouw er bij en zei: ‘Oh Herakles, ook ik kom naar jou, omdat ik jouw ouders en ik heb jouw aard tijdens de opvoeding leren kennen, van waaruit ik hoop dat jij als je mijn weg kiest, een goede en schone weldoener zal worden en ik nog veel eer en goede faam zal blijken te krijgen. Ik zal je niet op de proef stellen met zoete verleiding, maar ik wil jou naar waarheid uiteenzetten hoe de goden de wereld hebben georganiseerd.

(28) Want niets van de goede en mooie dingen is zonder inspanning en de goden geven de mensen zorgen, maar als de goden jou genadig willen zijn, dien dan de goden, als je door je vrienden bemind wil worden, doe je vrienden dan goed. Als je door een of andere stad geëerd wil worden, help dan de stad. Als je door heel Griekenland bewonderd wil worden vanwege je verdienste, doe dan iets goed voor Griekenland. Als je wil dat de aarde rijke vruchten draagt, zorg dan voor de aarde. Als je meent dat het nodig is door het vee gezegend te worden (= rijk te worden gemaakt), zorg dan voor het vee. Als je door oorlog wil vermeerderen en je je vrienden wil kunnen bevrijden en je vijanden bedwingen, leer dan de oorlogstechnieken bij de kenners.