Babylon; b. Regels bij uithuwelijking
Want telkens dus als de bode klaar was met het verkopen van de mooisten van de meisjes, liet hij de lelijksten opstaan of als iemand van hen kreupel was, en hij veilde haar, aan al wie, het minste geld gekregen hebbende, met haar wilde samenwonen, totdat zij toegewezen werd aan hem die het minste geld op zich nam; en dat geld kwam (telkens) van de mooie meisjes, en zo huwelijkte de mooien, de lelijken en de kreupelen uit. En het was niet geoorloofd de eigen dochter uit te huwelijk aan ieder die ook maar wilde en ook niet om, zonder iemand die garant stond, het meisje me naar huis te brengen, gekocht hebbend, maar het was nodig dat men, nadat zij mensen die zich garant stelden, benoemd hadden, zij werkelijk met haar samen zullen leven, en haar zo mee te nemen. En als zij het niet met elkaar konden vinden, gold een wet het geld terug te brengen. En het was ook geoorloofd, uit een ander dorp gekomen zijnde, iemand die dat wilde, (een meisje) te kopen.