Aanleiding voor het conflict: e. De Perzische kijk op vrouwenroof (1.4.2-1.5.1)
En de Perzen zeggen nu dat zij van mening zijn dat het het werk is van onrechtvaardige mannen, om vrouwen te roven, maar dat het het werk is van onverstandige mannen om zich in te spannen voor vrouwen die geroofd zijn om ze te wreken en dat het het werk is van verstandige mannen om geen enkele zorg te hebben over de vrouwen die geroofd zijn. Want het is dus duidelijk dat, als zij zelf niet wilden, dat zij niet geroofd zouden worden. En de Perzen zeggen dat zijzelf, dus de mensen uit Klein-Azië zich geenszins druk hebben gemaakt over de vrouwen, toen ze geroofd werden, maar dat de Grieken wegens een Lakedaimonische vrouw, een grote expeditie hebben verzameld en vervolgens, in Klein-Azië aangekomen zijnd, Priamos' macht hebben vernietigd. Ze zeggen vanaf dat moment altijd te menen dat Griekenland aan hen vijandig is. Want de Perzen beschouwen Klein-Azië en de daar wonende barbaarse (=niet-Griekse) volkeren als eigen, en zij menen dat Europa en het Griekse (=Griekenland) gescheiden zijn. Zo zeggen weliswaar de Perzen dat het gebeurd is, en door de verwoesting van Troje vinden zij dat voor hen (daar) het begin van de vijandschap jegens de Grieken is (/ligt).