Les 45, oefening 58
1. Het gevaar laat zien wie mannen zijn.
2. Geen kwaad gaat makkelijk te gronde.
3. De koningen van de Spartanen zweerden bij de wetten om koning te worden.
4. Wie (l.v.) God (ond.) bemint, sterft jong.
5. Voor alle stervelingen zijn in het leven pijnlijke en vreugdevolle dingen vermengd.
6. De vrouwen huilden en scheurden hun kleren.
7. Aristoteles zei dat degenen die door onderzoek duidelijke dingen willen aantonen, gelijk zijn aan hen die door middel van een lamp de zon willen tonen.
8. Het past jongemannen niet als eerste hun mening te geven.
9. Als je het kleine niet bewaakt, verlies je het grotere.
10. Verzoek de gezanten hun mening te kennen te geven.
11. Alexander hoopte de Macedoniërs met de Perzen te vermengen.
12. Span de paarden in, opdat we zo snel mogelijk reizen.
13. De aanvoerder zal de soldaten de weg tonen die naar de zee leidt.
14. Hektor zei eerst de muren van de Grieken te scheuren.
15. Alleen de tijd toont de rechtvaardige man,
maar de slechte kun je wel in één dag onderscheiden.