Exercitio 14F
Graecorum sapientia magna erat. Multum enim sciebant.
De wijsheid van de Grieken was groot. Want zij wisten veel.
Nondum ad domum mariti it femina: timorem habet.
De vrouw gaat nog niet naar het huis van haar echtgenoot: zij heeft angst.
Potentem virum timebam. Auxiliumne tribuni plebis vocare poteram?
Ik was bang voor de machtige man. Kon ik de hulp van een volkstribuun roepen?
Hostes sagittis Horatium in ponte interficere cupiebant.
De vijanden verlangden Horatius met pijlen op de brug te doden.
Pacem novam cum Etruscis facere non possumus.
Wij kunnen geen nieuwe vrede met de Etrusken sluiten (maken).
Veniet Camillus et auxilium Romanis praebebit.
Camillus zal komen en hulp verschaffen aan de Romeinen.
Vestigia hominis videt Gallus. Statim Brenno narrat.
De Galliƫr ziet voetsporen van een man. Meteen vertelt hij (het) aan Brennus.
In curia multae sedes erant, ubi senatores sedere poterant.
In het senaatsgebouw waren veel zetels, waar de senatoren konden zitten.