Kronos (versie 2)
In de tijd van Kronos is het leven aangenaam. Want altijd schijnt de zon, altijd waait de wind, overal stromen rivieren. Eens kijkt Prometheus de aarde rond; en hij merkt de rotsen op en de bomen, en hij merkt de rivier op en de vlakte. Overal neemt hij dieren waar: herten en slangen, bijen en vogels.
Maar Prometheus is niet tevreden. Want de appelboom draagt wel appels, maar niemand eet de appels. En over de vlakte rennen paarden, maar niemand temt de paarden en leidt ze naar huis.
Prometheus zegt: 'Het is nodig om opzichters te hebben; want nu beheert niemand de aarde.' Meteen pakt Prometheus klei. En eerst boetseert hij beelden en daarna maakt hij de beelden levend en noemt hen 'mensen'. En dan zijn mensen beheerders en ze beheren de aarde.