Hoofdstuk 26: Gladiatoren in het strijdperk
Gladiatoren in het strijdperk
Ik geloof dat er in een Romeinse stad geen mens is geweest, die niet de gladiatoren in het amfitheater heeft zien vechten. Wie van de Romeinen, die waren binnengekomen, was niet blij, wanneer de dappere gladiatoren onder elkaar / met elkaar vochten met zwaarden, schilden en netten?
Tijdens een fel gevecht was er altijd groot / luid geschreeuw. Eerst oefenden alle gladiatoren met zwaarden van hout, omdat ze het plezier / de vreugde van het volk wilden opwekken. Na die inspanningen gooiden zij die zwaarden weg en verlieten de arena. Dan kwam er weer één gladiator binnen met een metgezel. Een teken was het begin van het gevecht.
Als zij niet wilden vechten, straften de Romeinen hen op deze maier: in het vuur legden zij zwaarden, waarmee ze daarna de gladiatoren verwondden. Sommige gladiatoren, aan wie het verlangen om te vluchten was / die een verlangen hadden om te vluchten, probeerden toch te ontsnappen.
De opstand van de slimme Spartacus is bij ons allemaal bekend.
Het einde van het gevecht in de arena was de dood of een verloren zwaard. De gladiator, aan wie / voor wie de overwinning was, kreeg enorm veel geld.