Tekst 44
Categorie: Boek > Via Latina > Boek 1

Tekst 44

         Sportblessure 

         Toen een aantal slaven met een bal speelden, stootte/botste een van hen tegen een

         andere slaaf, die probeerde de bal op te vangen. Deze viel en brak zijn onderbeen.

  3      Zijn meester wendde zich tot een zekere Mela, een man bekend met het recht /

         een rechtsgeleerde, vragend / met de vraag:

         ‘Wat moet er gedaan worden? Een van mijn slaven kan door de schuld van een ander
         niet langer zijn taken vervullen / zijn werk doen. Hij ontbreekt mij zeer /

         Ik mis hem zeer; want er moeten nog zeer veel werken afgemaakt worden /

  6      want er moet nog heel wat werk verzet worden. Ik moet een nieuwe slaaf kopen.

         Kan ik tegen hem, die tegen mijn slaaf op botste, op grond van de ‘lex Aquilia’ een

         proces aanspannen?

         Moet hij deze schade, die mij is aangedaan, vergoeden of moet hij niet gestraft worden?

 

         Ongeval bij de kapper

  9      Toen enige jongemannen met een bal speelden, gooide/slingerde een van hen hem zo

         heftig/hard (weg) dat hij op de handen van een kapper viel, die een slaaf schoor /
         aan het scheren was.

         Zo gebeurde het dat de kapper de slaaf de keel doorsneed / de strot afsneed.

         En deze is door die wond / ten gevolge van die verwonding overleden.

12      Zijn meester, een geenszins rijke oude man, betreurde het zeer dat hij zijn beste slaaf

         had verloren.

         Daarom vroeg hij aan een man, bekend met het recht / een rechtskundige:

         ‘Wie moet op grond van de ‘lex Aquilia’ de schade vergoeden?

 

         Een nachtelijke knokpartij

15      Een kroegbaas/waard had ’s nachts voor zijn kroeg een olielamp geplaatst/neergezet;

         een [zekere] voorbijganger nam hem weg / pikte hem mee.

         De kroegbaas ging de nachtelijke dief achterna. Toen hij hem had ingehaald,

         schreeuwde hij: ‘Je moet de lamp teruggeven.’ Maar de dief duwde de kroegbaas weg

         en ging er vandoor.

18      Deze probeerde de vluchteling tegen te houden.

         Daarop begon de dief hem met een zweep te slaan.

         Toen daaruit een tamelijk grote/heftige vechtpartij ontstond, stak de kroegbaas de dief

         een oog uit.

21      Weliswaar meende hij dat hij niets hoefde te vrezen / te vrezen had, omdat hij eerder /
         het eerst met de zweep was geslagen;

         toch ging hij de volgende dag naar het huis van een zekere Alfenus, een zeer wijze/

         knappe man en raadpleegde hem, of hij soms op grond van de ‘lex Aquilia’

         aansprakelijk was / gesteld kon worden.