Regnum tekst 3 (versie 2)
Romulus en zijn vrienden dalen van de heuvel Palatijn af. Vanaf de heuvel Aventijn daalt Remus met zijn vrienden af. De broers komen samen. Het volk nadert. Allen zwijgen. Ze kijken naar Romulus en Remus. De broers zwijgen ook. Eindelijk zegt Romulus: ‘Zowel aan mij als aan Remus bieden de goden steun: zij verdelen het koningsschap tussen ons. De broers zijn koningen. Ze bevelen het volk een stad te bouwen, eerst bij de heuvel de Palatijn. Het volk weigert de opdracht niet. De mannen bouwen een muur van rotsblokken. Ze bouwen de hutten van boomstammen. Romulus verdeelt de opdrachten tussen de mannen in de stad, terwijl Remus met de vrouwen en jongens naar de rivier gaat. Bij de rivier verzamelen de jongens riet. De vrouwen dragen het riet naar de stad. De mannen maken daken met riet voor de huizen. Riet verzamelen bevalt Remus niks. Hij denkt na: ‘Waarom is het aan mij niet toegestaan? Waarom is de opdracht van mij riet naar de stad dragen?’ Eindelijk komt hij in de avond terug naar de stad. Een deel van de muur staat al. Remus maakt zijn broer belachelijk. Hij zegt: ‘De muur beschermt de stad helemaal niet’