Ergon 24
1. ἀγγέλλω, á¼Î³Î³á½³Î»Î»Ï‰, ἠγγέλλω. Juiste mogelijkheid: ἀγγέλλω “berichten†> Jij berichtte
2. á¼€Ïίζω, á¼Ïίζω, á¼ Ïίζω. Juiste mogelijkheid: á¼Ïίζω “twisten†(stond niet in de woordenlijst) > wij twistten / maakten ruzie
3. ἀλέγχω, á¼Î»á½³Î³Ï‡Ï‰, ἠλέγχω. Juiste mogelijkheid: á¼Î»á½³Î³Ï‡Ï‰ “beschuldigen†(stond niet in de woordenlijst) > ik beschuldigde / zij beschuldigden
4. á¼Î³ÎµÎ¼Î¿Î½Îµá½»Ï‰, ἑγεμονεύω, ἡγεμονεύω. Juiste mogelijkheid: ἡγεμονεύω “leiding geven†(stond niet in de woordenlijst) > jullie gaven leiding
5. á¼Î¼Î±Ïτάνω, ἑμαÏτάνω, ἡμαÏτάνω. Juiste mogelijkheid: á¼Î¼Î±Ïτάνω “missenâ€, NT “zondigen†> hij miste/zondigde
6. ἅψω, ἔψω, ἥψω. Juiste mogelijkheid: ἔψω “aan de kook brengen†(stond niet in de woordenlijst) > ik kookte, zij kookten