Mandatum XVIII, Thema 4
1. A.c.i. Hospitem divitem vinum optimum sumere
De slavin van het eetcafé was blij dat de rijke gast de beste wijn nam.
2. A.c.i. Nubes graves pendere
Ik verwacht regen, want ik zie dat boven de bergen zware wolken hangen.
3. A.c.i. Sororem saepe in silva ludere
De jongens wisten dat de zus vaak in het bos speelde.
4. A.c.i. Umbras hominum mortuorum post funus familiaribus apparere
Geloof je dat de schimmen van de gestorven mensen na de begrafenis aan de familieleden verschenen?
5. A.c.i. Numerum amicorum tuorum adhuc cotidie crescere
Het doet ons plezier dat het aantal van jouw vrienden nog dagelijks groeit.
6. A.c.i. Virtutem in bello milites decere
Waarom herhaalde jij dat dapperheid in de oorlog bij soldaten paste?
7. A.c.i. Imaginem iuvenis in aqua suam imaginem esse
Narcissus begrijpt te weinig dat de afbeelding van de jongeman in het water zijn spiegelbeeld is.
8. A.c.i. Deos iniuriam superbiamque stultam vero punire
De jongeman voelde dat de goden werkelijk onrecht en domme trots streng strafden.
9. A.c.i. Legiones Romanas misericordia hostibus captis parcere
Wij geloofden dat de Romeinse legioenen uit medelijden de gevangen vijanden spaarden.
10. A.c.i. Patrem longe abesse
Eum iam per horas hic apud nos sedere (2x aci)
Jullie meenden dat vader lang afwezig was, maar jullie wisten altijd al dat hij al gedurende uren hier bij ons zat.