Hoofdstuk 14, tekst 12: Gezond
De ouden hadden de gewoonte (‘aan de ouden was de gewoonte’)Â
(die) tot aan mijn generatie / tijd bewaard (is)Â
om aan de eerste woorden van een brief toe te voegen: Â
‘als jij gezond bent, is het goed; ik ben gezond’ .Terecht zeggen wij:Â
‘als je filosofeert, is het goed.’ Â
Dát is is immers pas gezond zijn. Zonder dat is de geest ziek;Â
(en) ook het lichaam Â
-Â al heeft het grote kracht(-en)-Â
is (dan) niet anders gezond dan dat van een waanzinnige of krankzinnige .Daarom moet je zorgen voor de ene gezondheid en daarna voor de andere en dat zal je niet veel (moeite) kosten, Â
als je op een goede manier gezond wilt zijn. Want dom, mijn Lucilius, Â
en voor een geletterd man ongepast, is de bezigheid, om je armspieren te oefenen en om je nek te trainen en je benen te versterken. En daarom moet je, zoveel je kunt,Â
de (training van je) lichaam inperken  Â
en maak ruimte vrij voor je geest.