Tekst 35
Categorie: Boek > Via Latina > Boek 2
Keizer Nero wandelde met enige / een paar begeleiders door zijn paleis
en sprak over de tragedies van de Grieken, terwijl de overigen luisterden.
3 Daarna werden Griekse verzen voorgedragen, toen Nero plotseling naar een venster liep.
Terwijl hij neerkeek op de stad, zei hij: ‘Mijn ogen worden door deze aanblik zeer
gekwetst / onaangenaam getroffen. Wat zijn deze oude gebouwen lelijk, wat zijn deze stegen en straten smal/nauw.’
6 Toen een van zijn begeleiders voordroeg: ‘Laat als ik dood ben / na mijn dood de aarde in vlammen opgaan!’,
zei Nero: ‘Nee integendeel, nog terwijl ik leef / tijdens mijn leven!’
En inderdaad ging Rome een paar dagen later door een brand in vlammen op / stond Rome in lichterlaaie.
9 Omdat de vlammen zes dagen en zeven nachten woedden,
maakte de brand zich bijna van alle delen van de stad meester,
en bestond het gevaar dat de hele stad door het vuur werd verwoest.
12 Maar Nero keek in alle nachten vanaf een hoge toren naar de ondergang van de stad
en bezong verheugd door/over de schoonheid van de vlammen de ondergang van Troje.
Maar het volk miste / ontbeerde alle voor het leven noodzakelijke dingen,
15 omdat het door die ramp zo lang en zo hevig in het nauw werd gebracht / werd getroffen.
Daarom vreesde Tigellinus, een vertrouweling van Nero, dat er een oproer van/onder
het volk zou uitbreken. Op zijn aanraden/advies opende Nero zijn tuinen, liet noodwoningen bouwen
18 (en) verlaagde de prijs van het graan / de graanprijzen.
Hoewel de burgers hevig klaagden over hun zeer grote armoede / nood, beval hij toch gelijktijdig dat er
een gouden huis voor hem gebouwd werd / gaf hij toch gelijktijdig het bevel een gouden huis voor hemzelf te bouwen.
21 Om die reden / Daarom verspreidde zich het gerucht door de stad dat het vuur op aanstichting/gezag van Nero was gemaakt /
aangestoken. Daarom probeerde de keizer de verdenking van zich af te schuiven en draaide/richtte
de beschuldiging van de brand naar de christenen /en gaf hij de christenen de schuld van de brand.
24 Hij veroordeelde hen ter dood en liet hen in zijn tuinen op wrede wijze straffen.