Hoofdstuk 4, tekst 4C: De reactie van de boeren (360-369)
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
360 Bij wie hadden de smekende woorden van de godin geen medelijden kunnen opwekken? Toch gaan zij door haar, hoewel zij smeekt, tegen te houden en zij voegen er dreigementen, als zij niet ver weggaat, en bovendien scheldwoorden aan toe; en het is niet genoeg, ze maakten zelfs met voeten en hand(en) het meer zelf troebel 365 en zij deden door boosaardig hierheen en daarheen te springen vanuit het diepst van het water zachte modder opborrelen.
Haar woede stelde haar dorst uit; want de dochter van Coeus smeekt niet meer tot hen, die dat niet waard zijn, en zij verdraagt het niet meer woorden te spreken, die niet gepast zijn voor een godin en terwijl zij haar handen naar de sterren ophief, zei zij: ‘Mogen jullie voor eeuwig in dat water leven!’