Hoofdstuk 17, tekst C
1) Toen ik dan was aangekomen bij het huis van Kirke, schreeuwde ik, en de godin hoorde mijn stem. Meteen opende ze de deuren en nadat ze naar buiten was gekomen, nodigde ze me uit in het huis. Nadat ze (me) naar binnen had gebracht, en mij had doen zitten op een mooie zetel, maakte ze in een gouden beker
5) een (of andere) drank: in de drank verborg ze slechte kruiden. Nadat ik de drank had gedronken, sloeg ze mij met haar staf en zei: 'Kom op, nadat je in het varkenshok bent gegaan/ga..., lig bij de anderen!' Dat nu deed ze.... maar ze betoverde me niet! Want door het kruid van Hermes werd ik gered!
10) Toen dan, nadat ik mijn zwaard had gepakt, sprong ik op Kirke af alsof ik haar wilde doden. De godin werd bang en nadat ze mijn knieen had vastgepakt, vroeg ze: "Wie en waarvandaan ben je? Want ik verwonder me, dat jij, na mijn kruiden te hebben gedronken niet werd betoverd. Jij bent dan/dus de listige Odysseus!" Want Hermes zei dikwijls tegen mij dat jij eens hierheen zou komen.