Hoofdstuk 4, tekst 4A: Latona komt bij een meer (337-345)
Categorie: Boek > Fortuna > Boek 3
Men zegt, dat de jonge moeder ook hiervandaan voor Juno is gevlucht en haar kinderen, twee godheden, in haar boezemkleed heeft gedragen. En reeds in het gebied van het de Chimaera voortbrengende Lycië, toen een brandende zon de velden verzengde, 340 vermoeid door de lange inspanning, uitgedroogd door de zonnehitte, kreeg de godin dorst, en hadden de kinderen begerig de melk gevende borsten leeggedronken. Toevallig zag zij in de verte een meer met weinig water in het diepste punt van het dal: boeren verzamelden daar 345 wilgenhout vol jonge takken met riet en moerasriet, dat bij voorkeur groeit in moerassen.