Hoofdstuk 13, tekst B
1 Ook Menelaos nam deel aan de verwoesting van Troje.
Hij vernietigde zoveel mogelijk Trojanen
en zocht tegelijkertijd Helena, zijn vrouw: want hij was het meest
boos op haar en verlangde haar te doden.
5 Toen Helena dus van verre Menelaos zag,
vluchtte ze uit zeer grote angst voor haar man, maar ontging hem niet.
Hij achtervolgde haar en tilt met zijn hand zijn zwaard al op!
Zij viel bij zijn knieën en smeekte hem
met deze woorden: ‘Liefste man, dood me niet, maar heb medelijden!
10 Want ik ben niet slecht, maar nu dezelfde vrouw als vroeger.
Die Afrodite is verantwoordelijk voor deze rampen van mij!
Want het is duidelijk dat ik door die godin hier(heen) ben gekomen en
nu in dit huis van Priamos woon. Heb dus begrip voor mij.
Want ik hou alleen van jou en voor jou alleen - niet voor een andere man -
15 wil ik de meest ingetogen vrouw zijn!’
Met die woorden smeekte Helena hem haar niet te doden,
maar Menelaos aarzelde: ‘Dood ik haar/moet ik haar doden of niet?
Want zij schijnt mij nu dezelfde vrouw als vroeger te zijn:
het is duidelijk dat zij de mooiste vrouw is en
20 gelijk aan een of andere godin!’
Zijn zwaard viel uit zijn hand, en Menelaos
vergeeft haar: want hij houdt ook nu nog van zijn vrouw!