Ergon 12, blz. 108
1: nominativus onderwerp / accusativus lijden voorwerp
De Grieken dragen wapens: speren en schilden.
2: genitivus bijvoeglijke bepaling van bezit / accusativus lijdend voorwerp
De dochter van de vrouw maakt kleding.
3: genitivus bijvoeglijke bepaling van bezit / accusativus lijdend voorwerp / nominativus onderwerp
De vrouwen kennen de namen van de leiders niet.
4. accusativus aanvulling bij voorzetsel / nominativus onderwerp
De aanvoerder leidt de Grieken naar de strijd.
5. genitivus aanvulling bij voorzetsel / genitivus bijvoeglijke bepaling van bezit
De zoon van de aanvoerder blijft dichtbij zijn vader.
6. nominativus onderwerp / nominativus naamwoordelijk deel / accusativus aanvulling bij voorzetsel
Het land van de Grieken is Griekenland, verspreid over Griekenland wonen de Grieken.
7. genitivus aanvulling bij werkwoord / nominativus onderwerp
De zoon luistert alleen naar zijn moeder, maar niet naar zijn vader.
8. nominativus onderwerp / nominativus onderwerp / genitivus bijvoeglijke bepaling bij bezit
De lans en het schild zijn de wapens van de godin.