Hoofdstuk 22, tekst C
1 H. Wat moet ik doen, Zeus? Want ik ben gekomen om u een plezier te doen,
met de scherpste bijl, zoals u hebt bevolen.
Z. Je hebt goed gedaan, Hefaistos: maar (kom), splijt mijn hoofd!
H. Denkt u dat ik waanzinnig ben? Zul je me niet bevelen iets anders te doen?
5 Z. Precies dat: splijt mijn schedel. Als dat niet door jou
zal worden gedaan, zal ik zeer boos op je zijn. Want ik kom om/verga
door/van de barensweeën in mijn hoofd.
H. Pas op, Zeus, dat we niet iets slechts doen, want de bijl is scherp
en ik zal geen vroedvrouw zonder bloed te vergieten zijn!
10 Z. Sla slechts doormidden, Hefaistos, moedig!
H. Maar ik zal slaan: want ik zal doen wat u beveelt. –
Wat (is) dat? Een meisje in volle wapenrusting! Zeus, u had een groot kwaad in uw
hoofd! Kijk, zij zwaait haar schild en slingert haar speer
en het bewonderenswaardige....zij is erg mooi en volwassen geworden
15 in korte tijd. En dus, Zeus, in plaats van vroedvrouwloon
doe mij een plezier door haar met mij te verloven.
Z. Je vraagt het onmogelijke, Hefaistos. Want zij zal altijd meisje/maagd willen
blijven. Maar ik zal je wat mij betreft niets in de weg leggen.
H. Dat wilde ik; mij zal de rest ter harte gaan. Want ik zelf
20 zal haar al meeroven/schaken.
Z. Als dat voor jou makkelijk zal zijn, doe/handel zo. Maar ik weet, dat
je iets onmogelijks verlangt.