Horatius Ode 1, 20
Jij zal hier een eenvoudig Sabijns wijntje drinken, uit niet te grote bekers; een wijntje dat ik eigenhandig in een Griekse kruik gebotteld heb (de kruik heb ik nadien ook zelf gekurkt !), toen jij applaus kreeg in het theater,
mijn dierbare ridder Maecenas. Dat applaus was zo oorverdovend dat de oevers van de rivier van jouw voorvaderen, en tegelijk ook de speelse echo van de Vaticaanse heuvel, die lof naar jou terugkaatste.
Jij zal thuis wel wijn drinken uit Caecubum, en druivennat, verkregen uit een pers uit Cales. Falernische wijnstokken evenwel vinden hun weg niet naar mijn bekers, en ook de wijngaarden uit Formiae doen dat niet.